Na de Tweede Wereldoorlog veroverde de Japanse maakindustrie razendsnel een plaats op de wereldmarkt. De productie groeide spectaculair als gevolg van de goede samenwerking tussen de overheid en privésector, de sterke industriële organisatie en de toepassing van moderne technologieën. Ten tijde van de tweede oliecrisis in 1979 vond er een verschuiving plaats van de zware industrie naar technologisch geavanceerde industrie, waarna veel bedrijven hun productie verplaatsten naar het buitenland. Dit betreft vooral fabrikanten van auto’s en elektronica, producten die vaak ook voor die markten bestemd zijn. Op de Verenigde Staten na is Japan nog altijd het productiefste land ter wereld. Binnen de Japanse economie droeg de industrie in 2013 nog voor rond de 25% bij aan het bnp en boodt de sector werk aan 26% van de beroepsbevolking. Andere belangrijke industrieën zijn machine-industrie, de ijzer- en staalindustrie, de chemische en de textielindustrie.